De verwarde Ashʿarī, die Allāh beledigt

De verwarde Ashʿarī, die Allāh beledigt

De verwarde Ashʿarī, die Allāh beledigt

 ♦

De uitkomst van een Aflāṭūnī die de naql ondermijnd

Abū Ḥātim Yāsīn Al-Salafī

Shaykh al-Islām Abū Ismāʾīl al-Harawī (o. 481 hijri) zei: “De Ashʿarīs worden gezien als de verwijfde van de Muʿtazilah”

De mensen van Ḥadīth en Athar zullen blijven vasthouden aan de Qurʾān en Sunnah met het begrip van de metgezellen en de vrome voorgangers. De Ummah is verdeeld geraakt, zoals is voorspeld door onze Profeet (ﷺ). In de overlevering op de autoriteit van Jābir ibn ʿAbdillāh, waarin de Profeet (ﷺ) zei: “Er zal altijd een groep van mijn Ummah op de Waarheid blijven. Zij die hen verraden of tegenwerken kunnen hen (deze groep) niet schaden” [Muslim 1923, Tirmidhī 2229]. De vrome voorgangers zoals Aḥmad ibn Ḥanbal (o. 241 hijri) en ʿAlī ibn Al-Madīnī (o. 234 hijri) hebben gesproken over deze overlevering en informeerden ons dat deze geredde groep verwijst naar Ahl Ḥadīth (de mensen van Ḥadīth en Athar).

O Salafī! Volg de woorden van jouw Profeet (ﷺ), waarin hij jouw vertelde: “Op jullie rust mijn Sunnah en de Sunnah van de rechtgeleiden Khulafāʾ – houdt je hier stevig aanvast, en kijkuit voor nieuwe geinnoveerde kwesties [in de Islam]” [Musnad Aḥmad 28/367].

Het verschil tussen de mensen van Athar en ittibāʿ (volgen), is dat zij de Qurʾān en Sunnah volgen, en dat hun verstand deze Twee Bronnen volgt. Zij geven geen voorrang aan hun verstand boven de Twee Openbaringen. De aanhangers van innovatie en dwaling geloven eerst, vervolgens zoeken ze naar bewijzen vanuit de Qurʾān en Sunnah dat in overeenstemming is met hetgeen wat ze als eerst geloofden. De aanhangers van de Sunnah en Ḥadīth, de mensen van ittibāʿ, zoeken naar bewijzen vanuit de Qurʾān en Sunnah en geloven daarna.

Dit is een stelregel die gememoriseerd dient te worden door elke Salafī, zodat hij gegrond wordt in het weerleggen van de mensen van verlangen en dwaling.

Een van de groepen die is afgedwaald en het pad van corruptie hebben bewandeld zijn de Kalāmīs, ook wel de verwijfde Jahmīs genoemd. Ze hanteren stelregels en een corrupte ideologie, wat afkomstig is van Aristoteles, Plato en Pseudo-Dionysius de Areopagiet. Doordat zij deze corrupte taal hanteerde, wilde zij bewijzen dat het universum een begin had, en dat daarom een oorzaak noodzakelijk is. Aangezien alle incidentele attributen niet kunnen bestaan op zichzelf, is het noodzakelijk dat ze bestaan in een substantie (lichaam), en sinds attributen een begin hebben, dan noodzaakt dit dat de lichamen – die deze attributen bezitten ook een begin moeten hebben. Sinds het universum bestaat uit lichamen en substanties, dan noodzaakt dit dat het universum een begin moet hebben en dus een oorzaak.

Dit noodzaakt vervolgens dat deze oorzaak niet beschreven mag worden met incidentele attributen (aʿrāḍ). Als je dit namelijk wel doet, dan heb je de oorzaak (schepper) gelijkgesteld aan de gecreëerde lichamen, en daarmee het bewijs vervalst dat gebruikt werd om een eerste oorzaak vast te stellen.

Dit is wat de Jahmīs en hun kinderen geloven en hanteren als waarheid. “De mensen van dwaling en corruptie geloven eerst, en daarna zoeken ze naar bewijzen om hun corrupte geloof te bewijzen”. Maar, wacht even, het is belangrijk dat een Jahmī consistent blijft. Aangezien zij deze corrupte taal als fundament hanteren, kwamen hun tegenstanders met goede argumenten. Zo zeiden ze: “Jouw Oorzaak (Allāh), beschrijft zichzelf met incidentele attributen, zoals: Neerdalen, Houden van, Boos zijn op, Tevreden zijn met – dit zijn allemaal incidentele attributen”. Doordat ze vast zaten, begonnen ze nieuwe geïnnoveerde mechanismen toe te passen, waarin ze de Qurʾān en Sunnah verdraaien, zodat het in overeenstemming is met de corrupte taal die ze aan het begin hadden gehanteerd. Ze wisten dat ze nu in de problemen waren, en hierdoor zijn verschillende methoden toegepast zoals: taʾwīl (de schijnbare betekenis van de tekst ontkennen en een andere betekenis zoeken, die ver te zoeken is), tafwīdh (de schijnbare betekenis ontkennen, en vervolgens onwetend zijn over wat het nu betekent), het ontkennen van khabar al-āhād (aangezien de meeste Attributen van Allāh te vinden zijn in overleveringen die āhād zijn).

En zo kwamen de Jahmīs en hun kinderen met bepaalde methodieken om te kunnen wegrennen van hun geïnnoveerde principes, afkomstig van Aristoteles, Plato en zij die hen volgen.

Waarom doen de Jahmīs taʾwīl op de Neerdaling van Allāh? Niet omdat het in de Arabische taal mogelijk is, maar omdat het tegen de taal van Aristoteles gaat, en hun corrupte stelregels. Zij geloven dat Allāh geen incidentele attributen heeft, dat er geen ḥawādith aanwezig zijn in de Essentie van Allāh. Vervolgens lezen zij: “De Meest Barmhartige Rees (istawā) boven Zijn Troon” [20:5], wat betekent dat Allāh boven Zijn Troon is – los en gescheiden van Zijn creatie. De verwijfde Jahmīs zien dit en denken, “dit gaat tegen mijn corrupte Aristotle en Plato taal in, want Rees (istawā) is Ḥadīth (gebeurtenis) en dat is verboden voor Allāh!”. Waarom is dat verboden O Aflāṭūnī? – “Want als Allāh istawā verricht, dan is dat een Ḥadīth (gebeurtenis), en Allāh is daar vrij van, want anders is hij geschapen, en dan hebben we verloren, want wij wilde bewijzen dat deze oorzaak geen ḥawādith (gebeurtenissen) kent of incidentele attributen”

Dus je ontkent dat Allāh istawā verricht, omdat het tegen je verstand in gaat? Waarom hebben de metgezellen ons hier nooit over geïnformeerd, waarom heeft de Profeet (ﷺ) hier nooit over gesproken? Weet jij het beter O Aflāṭūnī? Heb jij meer kennis dan de Boodschappers?

Er wordt dus geen taʾwīl gedaan, op basis van Qurʾān en Sunnah, maar er wordt taʾwīl gedaan, omdat hun corrupte verstand voorrang heeft gekregen!

Al-Sanūsī zegt: “Het behoort tot de zes fundamenten van ongeloof om vast te houden aan de schijnbare betekenis van het Boek en de Sunnah – in zaken van geloofsovertuigingen” [Ḥāshiyyah p. 217].

Dus als iemand gelooft dat Allāh boven Zijn Troon is, aangezien de schijnbare betekenis en de consensus van de Salaf dat aantonen, dan is hij gevallen in ongeloof volgens Al-Sanūsī!

Al-Ijī (o. 753 hijri) zegt: De weg naar het bewijs van de Schepper, het kennen van de profetie en al het andere waarvan de geldigheid van de overlevering afhankelijk is, is slechts door middel van de intellect. Het (de intellect) is de basis van de overlevering waarvan de geldigheid ervan afhangt” [Al-Mawāqif 1/207].
Ook zei hij: Het eerste [wat telt] is het zuivere rationele bewijs (ʿaqlī) dat in wezen niet afhankelijk is van de tekst, en de tweede is het zuivere overleveringsbewijs (naqlī) dat niet gevisualiseerd kan worden” [Al-Mawāqif 1/203].
Ibn Abī Sharīf Al-Maqdisī zegt: Elk woord dat voorkomt in de wetgeving (van Allāh), dat wordt toegeschreven aan het Heilige Wezen (Allāh), of dat een naam of eigenschap aan Hem geeft, die in strijd is met de intellect…dan verwerpen we het vanwege de verzonnenheid, fout of vergissing van de overleveraar” [Al-Musāmarah p. 27]. Fakhr Dīn Al-Rāzī zegt precies hetzelfde in zijn Asās p. 130.

Dus als de Qurʾān en Sunnah in tegenstrijd gaan met het rationele verstand – en dan hebben we over het verstand van de Jahmīs en hun kinderen, afkomstig van Aristotle – dan verwerpen zij de teksten (door taʾwīl, tafwīdh en het ontkennen van khabar al-āhād).

Dit noemen wij: “weglopen van de situatie” – “snel opgeven als een mietje”. Je hebt een corrupte taal gehanteerd in je corrupte brein, vervolgens zie je dat Allāh en Zijn Boodschapper het daar niet mee eens zijn, dus wat doe je? Je begint met het sleutelen aan het Boek van Allāh, zodat het in lijn en overeenstemming komt van jouw corrupte logica.

Maar wat gebeurt er nu als je dit soort taferelen uitvoert? Je hebt het lef om je verstand voorrang te geven over de tekst… – Okee?

Fakhr Dīn Al-Rāzī zegt: Het is niet toegestaan [om te zeggen] dat de Daden van Allāh, verheven is Hij, en Zijn Bevelen worden bepaald door welke oorzaak dan ook [Al-Arbaʿīn p. 50].

Je denkt waarschijnlijk, wat zegt hij allemaal? Je las het goed. De Jahmīs geloven dat de daden van Allāh geen wijsheid of reden bevatten. Met andere woorden: Allāh doet dingen, maar hij doet ze gewoon zomaar, voor niks, er zit geen enkele reden achter, hoe ze dat zeggen op straat: “bro je doet alles voor saus niffo”.

Hoe zou je het vinden als iemand dit tegen je zegt. Broeder, je doet dingen zonder enige reden, er zit geen reden achter jouw daden, geen wijsheid. Je zou boos worden en zeggen dat jouw daden wel een reden hebben, en dat je daden verrichten uit wijsheid.

Al-Shahrasānī zegt: “Zijn Wil, verheven is Hij, is allesomvattend, gerelateerd aan het systeem van het geheel, niet bepaald door een reden, dus er kan niet gezegd worden dat Hij dit koos om zo’n en zo’n reden, of Hij deed dit om zo’n en zo’n reden. Voor alles is er een reden, maar er is geen reden voor Zijn schepping, verheven zij Hij. Hij wil slechts zoals Hij weet” [Al-Milal 2/86].

Wat kan ik nog zeggen? Misschien een gekke, vreemde geleerde van de Kalāmis? Zei hij nou werkelijk: “er kan niet gezegd worden dat Hij dit koos om zo’n en zo’n reden”? Dus Allāh is niet duidelijk in de Qurʾān waarom Hij ons heeft gemaakt? Zei Allāh niet: “Ik heb de Jinn en de mens slechts geschapen, om mij te aanbidden[51:56]. Dus wacht ff?

Allāh geeft duidelijk een reden achter de schepping van de Jinn en de mensen, maar Kalāmis zeggen: “maar er is geen reden voor Zijn schepping”??? Wie moet ik nu geloven, de Kalāmis of Allāh – de Schepper van alles?

Al-Bāqilānī zegt in tamhīd p. 50: “Als iemand vraagt: Beweer je dat de Schepper van de wereld deze heeft geschapen zonder te worden aangezet door enig motief, aandrang, oorzaak of doel, of enige behoefte of intentie, of enige omstandigheid? Er wordt gezegd: Inderdaad, Hij, verheven is Hij, schiep de wereld zonder te worden aangezet door een van de bovengenoemde. Er is dus geen doel achter de schepping van Allāh.

Abū Ḥasan Al-Ashʿarī is gestorven op de geloofsovertuiging van Aḥmad, zoals overgeleverd is door vele geleerden. Maar helaas heeft hij ook dit soort vreemde uitspraken gedaan, zoals in zijn Risālah ilā ahl al-thaghr p. 136: “In geen enkele zaak wordt Hem gevraagd wat Hij doet, en Zijn handelingen hebben geen redenen, omdat Hij de Eigenaar is, niet bezeten, niet geboden noch verboden”.

Dit is wat je krijgt als je het verstand voorrang geeft boven de tekst. O Sunnī Muwaḥḥid, deze mensen volgen niet de Salaf, wAllāhī! Deze mensen volgen hun verstand en niet de vrome voorgangers. Ze roepen natuurlijk dat ze de Salaf volgen, maar niets is minder waar.

Ik zal een voorbeeld geven, en dan sluit ik dit af, want ik heb genoeg gepraat. Wie kent Zāhid Al-Kawtharī? Zāhid is een Jahmī, geboren in 1879, afkomstig uit Turkije. Deze man wordt gewoon Shaykh Al-Islām genoemd. Ik zal een simpel voorbeeld geven, van de duizenden.

Imām Al-Bukhārī zegt: Ik heb meer dan duizend geleerden ontmoet in verschillende steden, en ik heb niemand van hen gezien die van mening verschilt dat geloof (īmān) bestaat uit woorden en daden, en het kan toenemen en afnemen [Fatḥ Al-Bārī 1/47].
Imām Shāfiʿī: Geloof (īmān) omvat woorden en daden, en het kan toenemen en afnemen” [Fatḥ Al-Bārī 1/47].
Zāhid Al-Kawtharī: En degene die daden tot de pilaren van geloof (īmān) maakt, heeft in feite de Khawārij gevolgd, of hij dat nu weet of niet” [Al-Sayf p. 121].

Maar wat verwachten van iemand die shirk toestaat?

Zāhid Al-Kawtharī: “Het is voordelig om graven te bezoeken en hulp te zoeken bij de zielen van de vromen onder de doden om goedheid te verkrijgen en tegenspoed af te wenden” [Al-Maqalāt p. 345].